Inspiratie

Interview met stadsecoloog Martin van den Hoorn

Martin van den Hoorn is woonachtig in Veenendaal en werkt als stadsecoloog bij gemeente Den Haag. Hij heeft zich daarvoor al vele jaren in de ecologie verdiept bij onder andere Regelink en onderzoeksinstituut Alterra. Ook in zijn vrije tijd duikt hij de ecologie in met een eigen ecologisch adviesbureautje en hobby voor wilde orchideeën. Martin neemt ons vanuit zijn ervaring mee in de wereld van ecologie en de do’s en don’ts die wij als omgevingsmanagers op gebied van ecologie direct kunnen toepassen en aanpakken.

Vertel Martin! Wat doe je voor werk?

“Op dit moment ben ik stadsecoloog bij de gemeente Den Haag. Daar werk ik nu sinds 2017. Hier houd ik me bezig met het reilen en zeilen rond stadsnatuur. Van ecologisch beheer tot plaagsoorten, natuurinclusief bouwen en dat soort zaken. Daarvoor heb ik bij Regelink Ecologie & Landschap gewerkt en daarvoor nog 17 jaar bij onderzoeksinstituut Alterra in Wageningen.”

En naast je werk als stadsecoloog, ben je in het dagelijks leven ook veel bezig met ecologie en natuur?

Haha, in het dagelijks leven heb ik nog een ecologisch adviesbureautje dat al mijn vrije tijd zo’n beetje opslokt. Verder ben ik een natuurliefhebber. Mijn hobby’s zijn wilde orchideeën en ik probeer eigenlijk in het voorjaar altijd ergens een weekje wilde orchideeën te gaan zoeken, maar dat is door corona ook al twee jaar niet gelukt. De soorten in Nederland heb ik intussen wel zo’n beetje gezien, maar de soorten wat verder weg nog niet. De laatste keer was ik op Cyprus, in 2019. Daarvoor was ik op Corfu en ik ben een keer op Kreta, Sardinië en ergens in Zuid-Frankrijk geweest.”

Naast jouw passie voor wilde orchideeën, was ecologie ook altijd al een passie?

“Ik ben er eigenlijk toevallig ingerold. Ik ben sinds mijn jeugd al een natuurliefhebber. Als kind liep ik al met een netje en een verrekijker rond. Toen ben ik een mbo-opleiding botanisch analist gaan doen. Op mijn twintigste kon ik toen beginnen bij het instituut voor bos- en natuuronderzoek – wat tegenwoordig Alterra heet – en dan kom je toch weer met de wetenschap in aanraking. Ik ben daar toen altijd onderzoeksassistent geweest. Dat was vooral op het gebied van de aquatische ecologie, dus onderzoeken naar zowel beekherstelprocessen als ecologische processen in sloten. Ik keek vooral welk beestje waar zit en hoe dat verandert als een afvoerpatroon verandert. Hoe zou het gaan met klimaatverandering, vallen beken dan droog en wat gebeurt er dan met de beekfauna?

In 2010 was ik hier toen toch wel een beetje klaar mee en zocht ik een andere baan. Op dat moment kon ik ergens als ecoloog beginnen. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het eerst nogal moeilijk vond om mezelf ecoloog te noemen, want ik vond dat ik niet zo veel wist. Maar dan blijkt toch dat je meer weet dan de mensen om je heen als het over natuur gaat. En dat is inmiddels alweer 12 jaar geleden.”

Dat was wel heel wat anders dan stadsecoloog in gemeente Den Haag. Hoe zien die werkzaamheden er in de praktijk uit?

Dat kan van alles zijn!

  • Afgelopen week heb ik een overleg gehad over het watersysteem van het Zuiderpark. Hoe gaan we dat veranderen?
  • Ik heb wat kapvergunningen beoordeeld en een gesprek gehad met projectinspecteurs over de manier waarop we de Wet natuurbescherming wat beter kunnen implementeren.
  • Zojuist heb ik met twee dames van de Eco Expeditie gesproken. Dat wordt een soort rondwandeling door Den Haag aan de hand van QR-codes. Heel leuk, dus die gaat binnenkort live.
  • Ik heb telefonische gesprekken gehad met iemand van Dunea over het project ‘Bloeiende tuinen in Hollandse duinen’ – en hoe we daar als gemeente ondersteuning aan kunnen geven.
  • Daarnaast heb ik ingesproken bij een commissievergadering van de provincie over de meeuwproblematiek in Den Haag.
  • Ik doe daarnaast nog de coördinatie van de aanpak van de Japanse duizendknoop – dus ik heb een ploegje mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt rondlopen, begeleid door een voorman, die op een aantal plekken elke maand zo goed mogelijk duizendknopen uitgraaft om ze op die manier uit te putten.
  • Ik houd de monitoring van diverse soorten in de stad in de gaten. We zijn in januari met warmtebeeldcamera’s, een nieuwe methode voor halsbandparkieten begonnen, om te kijken of dat lukt.
  • Tot slot heb ik een interview gegeven voor de StraaDkrant over biodiversiteit in Den Haag.”
Wat divers! Ik ben wel geïnteresseerd in dat stukje biodiversiteit. Biodiversiteit komt ook vaak in allerlei soorten projecten terug. Een aannemer of omgevingsmanager wordt vaak gevraagd hoe zij de biodiversiteit gaan verbeteren in een gebied. Hoe pak jij dat aan in Den Haag?

Dat is natuurlijk wel een beetje weerbarstig, omdat Den Haag de meest dichtbevolkte stad van Europa is – geloof ik. Het is geen grote stad, maar het heeft wel 600.000 bewoners. In Europa heb je veel grotere steden, maar als je naar de oppervlakte kijkt, hebben we heel veel mensen op een kluitje zitten. Dat betekent dat er altijd een gevecht is om ruimte. Dus we proberen de stedelijk-groene hoofdstructuur, ietwat ecologischer te beheren. Het probleem daarbij is echter, dat het zo veel andere functies moet vervullen; mensen moeten ook sporten, hun hond uitlaten en dat soort zaken.

Dus het is eigenlijk mijn ambitie om te kijken – als we weer een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voor buiten doen, hoe klein ook – of je niet ook een plusje voor natuur kunt maken. Dat zou dan een goede methode zijn. Dat het, elke keer als je klaar bent met je ontwikkeling, weer beter was dan daarvoor.

Verder probeer ik te kijken naar een goed beheer van het groen in de stad. Ook dat is weerbarstig, omdat het vaak in grote aanbestedingen zit en je vanuit de ecologie natuurlijk liever wat maatwerk zou willen hebben, wat natuurlijk weer duur is en waar aannemers niet altijd de kennis van hebben.”

En bij dat stukje vergroenen of biodiverser maken van de stad, zetten jullie dan bijvoorbeeld ook burgerparticipatie in?

Er wordt wel aan burgerparticipatie gedaan, maar dat is best moeilijk omdat je nogal zit met die beperkte buitenruimte. In een drukke stad is veel ruimte al vergeven. Mensen willen parkeren, er moet een fietspad komen met bepaalde afmetingen of de wijk wil een speeltuin voor hun kinderen.

We hebben natuurlijk wel een netwerk aan ecologische verbindingszones, maar daar zien mensen niet altijd de waarde van in. Voor mensen zijn dat al vaak weer stukjes groen die ‘over’ zijn. Zij willen er dan een moestuintje of een voedselbos hebben, maar dat conflicteert natuurlijk met het idee dat je daar een bloemrijk grasland of struweel voor vogels wilt hebben.

Je stelt ook altijd de vraag: hoe lang houden mensen dat vol? Nu zie je vaak dat we in de openbare ruimte wel ruimte geven aan initiatieven van de buurt, op de voorwaarde dat als ze het niet mochten volhouden, ze het wel stukje groen weer naar de oorspronkelijke staat terug kunnen brengen.

Eerlijk gezegd vind ik zelf dat stukje burgerparticipatie altijd wel lastig. Het hangt namelijk ook heel erg af van de wijk. Hoe bereid zijn mensen om daadwerkelijk mee te werken? Er zijn natuurlijk wijken waar mensen andere dingen aan hun hoofd hebben dan een groene buurt, maar je hebt ook wijken waar mensen juist wel willen participeren. Zij hebben vaak een beter inkomen, een hogere opleiding en meer tijd over.”

Welke kansen en mogelijkheden in zo’n dichtbevolkte stad zien jullie dan wel om die biodiversiteit te verhogen?

“Ik zie zelf de meeste kansen in een zo goed mogelijk beheer van de buitenruimte. Dat is één ding. Verder zou je een stukje zonering in je groen moeten hebben, zodat je ook voor de natuur een wat rustigere plek hebt. Er wordt nu bijvoorbeeld een ontwikkelvisie voor het Zuiderpark gemaakt, een enorm park in Den Haag. Daar zou best wat zoneringsruimte in kunnen, dat je bijvoorbeeld aan de ring wat meer natuur hebt. Dan zou je kunnen zeggen dat je dat in de avond bijvoorbeeld niet verlicht. Dan is de binnenring wel verlicht, waar mensen kunnen rollerskaten en fietsen, maar zorg je dat de buitenring ’s avonds wordt gemeden en er dus ook meer rust voor dieren wordt gecreëerd. Dat is een optie.”

Stimuleren jullie mensen in Den Haag ook om iets met hun eigen tuin te doen?

Ja, juist dit jaar gaan we daar als Den Haag meer aandacht aan besteden. We stimuleren mensen sowieso om hun achtertuin zo groen en natuurvriendelijk mogelijk in te richten. Denk hierbij aan inheemse planten. We gaan hierbij bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden aan met tuincentra, die deze planten vervolgens aan de klanten kunnen leveren.

Verder doet Den Haag al heel lang mee met Operatie Steenbreek, waarbij we elk jaar veel aandacht besteden aan het ontstenen van privaat terrein.

Daarnaast participeren we ook in het project ‘Bloeiende tuinen in Hollandse duinen’ vanuit het Nationaal Park Hollandse Duinen. Mensen kunnen hierdoor inspiratie opdoen, beplantingsplannen krijgen of advies over de soorten die je kunt toepassen. Zo is er onlangs een voorbeeldtuin bij een van onze landgoederen geopend waar men wat inspiratie op kan doen.”

Buiten burgerparticipatie om, wat zou je aannemers en omgevingsmanagers op ecologisch gebied aanraden om in hun eigen werkwijze te doen, bijvoorbeeld bij de start van een project?

Ik zou zeggen, begin altijd ruim op tijd met het doen van je onderzoeken, bespaar daar niet op. Een ecologisch onderzoek zou eigenlijk al onderdeel moeten uitmaken van het hele voortraject en voorwaardenscheppend moeten zijn. Zie het ook als een soort risicomanagement, zodat je met een volledig dossier aan de gang kunt. Ook in tenders: zorg dat je van tevoren weet waar de risico’s en verantwoordelijkheden liggen. Wat je vaak ziet is dat opdrachtgevers soms de complete verantwoordelijkheid bij hun aannemers neerleggen, inclusief het doen van onderzoek en het verkrijgen van een eventuele ontheffing ergens voor. Ten eerste gaat er langere tijd overheen, ten tweede is het verkrijgen van een ontheffing niet gegarandeerd. Dus dan kun je wel een klus aannemen om een rondweg te verleggen, maar als je daar vervolgens een ontheffing voor nodig hebt en die krijg je niet of het duurt wat langer, dan is het wel een risico voor je project.”

En met zaken als het broedseizoen, waar moet je dan precies op letten bij de start van een project?

Nou, bijvoorbeeld dat ‘het broedseizoen’ niet bestaat. Dat is een verzinsel van mensen. Een vogel kijkt niet op de kalender wanneer hij een ei legt, dat doet hij aan de hand van de daglengte, temperatuur en voedselbeschikbaarheid. Dat neemt niet weg dat daar grote patronen in te herkennen zijn, precies de reden dat wij een broedseizoen hebben bedacht.

Als je het alleen al hebt over het aanleggen van een kabel in een weiland en je zoekt op wanneer het eerste kievietsei wordt gevonden, dan zul je zien dat dat met enige regelmaat al vóór 15 maart is. Dat betekent dat je daar echt niets kunt beginnen met je kabel als daar een kieviet zit te broeden en je dus even zult moeten wachten tot het moment waarop de kieviet klaar is. Dan kom je steeds verder het broedseizoen in.

Je zult je dus altijd moeten realiseren in welk gebied je bezig bent. Kan ik zaken al eerder regelen, of niet het best starten in september – na het broedseizoen en dan de hele winter door? Dat zou je ook kunnen overwegen.”

Dus eigenlijk voor het stukje ecologie, binnen welk project dan ook, moet je nadenken over wat zich allemaal in de omgeving bevindt en welke mogelijkheden je daarbij ziet. Hoe zie jij, als stadsecoloog, dan de invulling van dat stukje ecologie in toekomstige projecten? Waar moeten wij als aannemers of omgevingsmanagers aandacht aan gaan besteden?

Waar ik naartoe zou willen, is dat het er niet om gaat dat je exact doet wat in het bestek staat, maar dat je doet wat er met het bestek bedoeld wordt. Daar zit nog wel eens een verschil in. Ik zie ook bij mijn eigen gemeente dat toezichthouders er nogal op een andere manier naar kijken – zij hebben het liefst een bepaalde grashoogte, zodat ze dat kunnen controleren met een maatstokje. Maar, het gaat erom waar je naartoe wilt, hoe je samen als aannemer met je opdrachtgever de buitenruimte beheert. En dat je ook snapt en doet wat er in het bestek staat. Dus als aannemer moet je ook begrijpen waarom bepaalde eisen er zijn.

Je zou meer moeten verdiepen. Je bent dan meer beheerder. Daarnaast ben je ook altijd gast in een openbare ruimte, waar je weliswaar een opdracht hebt om iets voor elkaar te krijgen, maar je hebt ook gewoon impact op de buitenruimte.”

Wat zou jij aannemers of omgevingsmanagers nu meegeven waar zij direct mee aan de slag kunnen gaan op het gebied van ecologische kansen?

Dat is een goede! Ligt natuurlijk altijd aan de locatie waar je bezig bent, maar je zou sowieso natuurlijk altijd zelf mee kunnen denken: kan ik voor dezelfde prijs een ecologische meerwaarde bieden? Denk bijvoorbeeld aan het inzaaien van een bepaald bloemenmengsel, het aanbrengen van schraler zand of een zo smal mogelijke bouwweg, zodat we zo min mogelijk verdichting en impact hebben op de ruimte om ons heen. Dat kan je bijvoorbeeld ook in je aanbesteding als meerwaarde aanprijzen, zodat ook opdrachtgevers zich daar bewust van worden.

Dus: kijk een stukje verder dan de standaardproducten!”

Plan een demo

Wij laten u graag alle ins en outs van de Omniom omgevingsapp zien tijdens een persoonlijke demo.